Visustesten in de NHG-richtlijn

In de NHG-richtlijn (Nederlands Huisartsen Genootschap) zijn adviezen opgenomen voor het uitvoeren van visustesten (oogtesten) in de huisartsenpraktijk, vooral gericht op de eerste lijnszorg. Deze richtlijn richt zich op het tijdig herkennen van visusstoornissen en het doorverwijzen naar de oogarts wanneer nodig. Hieronder volgt een overzicht van welke testen in de NHG-richtlijn worden genoemd en welke instrumenten daarvoor nodig zijn.

Welke visustesten moeten worden afgenomen?

De NHG-richtlijn adviseert een aantal basis visustesten om verschillende aspecten van het zicht te beoordelen. De belangrijkste testen zijn:

  1. Visusmeting voor veraf:
    • De Snellen visuskaart is de standaardtest voor het meten van de gezichtsscherpte op afstand (vaak 5 meter). Hierbij kijkt de patiënt naar een oogkaart met letters of figuren die van boven naar beneden steeds kleiner worden. De patiënt leest deze af van een afstand van 5 meter. De meest gebruikte visuskaart in Nederland is de 5 meter TNO kaart met Landolt C ringen.
    • Eventueel kan ook een visus lichtkast gebruikt worden met daarop een transparante visuskaart voor 5 meter.
    • Voor kinderen wordt er gebruik gemaakt van een visuskaart die is voorzien van LEA symbolen en E-haken.
    • De test wordt per oog afgenomen, waarbij het andere oog wordt afgedekt, hiervoor kan eventueel een occluder of occlusiebril gebruikt worden.
  2. Visusmeting voor dichtbij:
    • Om de gezichtsscherpte van dichtbij te meten, wordt een leeskaart gebruikt. Dit is belangrijk om bij ouderen aandoeningen zoals presbyopie (ouderdomsverziendheid) vast te stellen.
    • De patiënt houdt een leeskaart op 40 cm afstand en leest de kleinste tekst die nog duidelijk zichtbaar is. Wij leveren bijvoorbeeld het leeskaartje de Nederlanders of de Engelse variant (Jaeger leeskaartje).
  3. Kleurblindheidstest:
    • Hoewel minder frequent gebruikt in de huisartsenpraktijk, kan de Ishihara test worden uitgevoerd om op kleurblindheid te testen.
    • Bij de Ishihara test worden verschillende gekleurde stippen patronen gepresenteerd, waarin de patiënt getallen of vormen moet herkennen. De Ishihara test met 24 testplaten is de meest gebruikte versie in Nederland.
  4. Oogspiegelonderzoek (fundoscopie):
    • In het geval van klachten die kunnen wijzen op afwijkingen aan de achterkant van het oog (zoals diabetische retinopathie of maculadegeneratie), wordt een fundoscopie uitgevoerd met behulp van een oftalmoscoop. Hiermee kan de huisarts de retina en de oogzenuw beoordelen.
  5. Gezichtsveldonderzoek:
    • Bij klachten over beperkt gezichtsveld (bijvoorbeeld tunnelvisie of verlies van perifere zicht) kan een gezichtsveldonderzoek plaatsvinden. Dit wordt vaak uitgevoerd met een eenvoudige confrontatiemethode (Confrontatiemethode van Donders), waarbij de huisarts perifeer zicht test door vingers of objecten van buiten het gezichtsveld naar binnen te bewegen. Een Amsler test is ook een hulpmiddel om het centrale gezichtsveld te testen.
  6. Spleetlamponderzoek:
    • Hoewel dit minder gebruikelijk is in de huisartsenpraktijk, kan bij oogklachten zoals roodheid of pijn een spleetlamponderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt vaak bij doorverwijzing naar de oogarts, maar sommige huisartsenpraktijken hebben een spleetlamp beschikbaar om de voorste delen van het oog te onderzoeken.

Doel en frequentie van visustesten

De NHG-richtlijn adviseert om visustesten af te nemen bij patiënten met klachten over hun zicht, zoals wazig zien, dubbelzien, oogpijn of hoofdpijn. Daarnaast worden visustesten aangeraden bij specifieke groepen, zoals ouderen of mensen met aandoeningen die het zicht kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld diabetes mellitus of hypertensie.

Bij oudere patiënten is het van belang om regelmatig de gezichtsscherpte te testen, omdat aandoeningen zoals cataract, maculadegeneratie en presbyopie vaker voorkomen bij veroudering. Bij diabetespatiënten wordt fundoscopie aanbevolen om diabetische retinopathie vroegtijdig te detecteren.